De Noordzeeroute die geen route is

31 juli 2018 - Vlissingen, Nederland

Om kwart over zeven verlaat ik een stil hotel in een bewolkt Montreuil sur mer. Eigenlijk is het meer een restaurant met een aantal kamers dan een hotel. Maandag is het restaurant gesloten en de hoteleigenaar heeft zich gisteren al verontschuldigd bij me dat hij geen ontbijt kan verzorgen. Optimistisch zei ik hem dat dat geen bezwaar was. Ik waande me al weer in een wereld waar in elke flinke plaats een café-restaurant is, maar dat blijkt ook in Frans Vlaanderen nog tegen te vallen. Als ik voor vertrek mijn bidons wil vullen, blijkt nergens een kraan te zijn waar ik bijkan. Alles is afgesloten, behalve mijn eigen kamer. Maar onder dat kraantje past geen bidon en mijn bidon vol douchen is geen optie. Ik sta dus om kwart over zeven buiten zonder ontbijt, met één halfvolle bidon en met de sleutel van mijn kamer nog in mijn zak. Die sleutel,is het minste probleem: bij gebrek aan een brievenbus schuif ik die onder de deur door. Een historisch pand heeft zo zijn voordelen.

Montreuil verlaat ik in noordelijke richting. Het is even zoeken om de juiste witte weggetjes te vinden. In Frankrijk merk je pas hoe verwend wij zijn in Nederland met aparte richtingbordjes voor fietsers en met onze fietspaden. Ze beginnen in Frankrijk, net als in Duitsland, wel fietspaden aan te leggen, maar die houden dan bij rotondes of kruispunten abrupt op en vaak hebben ze een drempel zo hoog als een stoeprand. Dat leidt ertoe dat ik die fietspaden meestal mijd. Alleen op bruggen neem ik ze wel, als ze er tenminste zijn. Daar js de weg namelijk zo smal dat auto’s geen mogelijkheid hebben om uit te wijken voor een fietser.

Het ontbijt dat ik mezelf beloofd heb, laat op zich wachten. Ik doe het de eerste drie uur op één yoghurtje. Goed voor de vetverbranding denk ik dan maar. In Bourthes koop ik in ieder geval vast een stokbrood en bij de eerstvolgende supermarkt koop ik drie bananen, vier yoghurtjesen en een pak druivensap om alsnog mijn bidon  te vullen. Zo krijg ik toch mijn snelle suikers binnen.

Omdat ik afwijk van mijn geplande route mis ik een stuk kaart van Frankrijk. Ik moet zo’n twintig km. alleen op kompas rijden: noordoost. Het probleem is dat ik daardoor niets heb aan de richtingborden waar plaatsen opstaan waarvan ik niet weet waar ze liggen. En een weg die aanvankelijk noordoost gaat kan na enige tijd zo maar afbuigen naar het zuidoosten of het noordwesten. Na zo’n 25 km. moet ik al lang weer op mijn volgende kaart beland zijn, maar ik weet niet waar ik ben. De wegennummers lijken niet te corresponderen met mijn kaart. Op een wegwijzer zie ik  Lumbres aangegeven en dat zou de goede richting kunnen zijn. Maar het bord geeft niet aan hoeveel km. het is naar Lumbres  en ik weet niet waar ik me bevind t.o.v. Lumbres. Als ik ten noorden zit van Lumbres rijd ik terug, bevind ik me ten zuiden van Lumbres dan is het de goede richting. In arren moede houdt ik een automobilist aan die me weer op de kaart zet. Ik blijk aardig koers gehouden te hebben. Lumbres is de goede richting en een half uurtje later rijd ik St. Omer binnen.

Net als Montreuil is St. Omer ook een stad met een citadel van bouwmeester Vauban. Die man heeft in de 17e eeuw zo’n beetje heel Frankrijk gefortificeerd. Ik strijk neer op het plein van St. Omer voor een kop koffie en geniet van mijn potje jam en mijn stokbrood. Louis zei het al in zijn commentaar: dit deel van Frankrijk, Frans Vlaanderen, herbergt, voor mij eigenlijk onverwacht, een schat aan cultuur. Er staat bijvoorbeeld een prachtige kathedraal en ook het stadhuis en de bibliotheek van St. Omer zijn de moeite waard. 

Na mijn wat late ontbijt vervolg ik mijn weg naar Duinkerken. De route voert door landbouwgebied met fraaie glooiingen. En ook hier geldt dat het landschap de moeite waard is zolang je de autowegen mijdt. Duinkerken oogt in de aanloop naar het oude centrum enigszins verwaarloosd. In het centrum wordt hard gewerkt om de stad te moderniseren. Duinkerken is een flinke stad met her en der fraaie gebouwen en met Nederlandse wortels. Hier is nog heel lang Nederlands gesproken. Zo zie ik bijvoorbeeld een straatnaambordje: Rue du Leughenaer.

Ik volg de bordjes centrum en rijd recht op het bureau du tourisme af dat is gevestigd in een fraaie oude toren. Als ik binnen vraag naar de Noordzeeroute kijkt de medewerker me glazig aan, waarop ik hem vraag of mijn vraag erg moeilijk is. Daaro vraagt de jongeman of ik misschien Engels spreek. Ik zeg dat ik ook Frans versta als hij langzaam spreekt. Maar noch in het Engels, noch in het Frans weet hij mij zinnige informatie te verstrekken over de Noordzeeroute. Hij vertelt me wel dat de route nog niet klaar is en geeft me een foldertje met fietsroutes in Duinkerken die weinig met de Noordzeeroute te maken hebben. Wel zegt hij me nog dat ik de Boulevard de la Republique de Francois Mitterand moet volgen en hij wijst me naar rechts. Zijn collega loopt met me mee naar buiten en wijst me daar precies de andere kant op. Ze legt me in gebroken Nederlands uit hoe ik bij de Boulevard de la Republique kom. Als ik haar vraag hoe het komt dat ze zo goed Nederlands spreekt, vertelt ze dat haar man uit Twente komt. Ik bedank haar vriendelijk en dankzij haar aanwijzingen vind ik de Boulevard de la Republique. de Francois moeiteloos. De man heeft een fraaiere straat verdiend.

Wat ik verwachtte blijkt te kloppen: er is helemaal geen Noordzeeroute vanuit Duinkerken naar De Panne. Jawel, je vindt af en toe een bordje waarop een fiets staat, maar van routeaanwijingen is geen sprake. Buiten Duinkerken zijn ze hard in de weer om stukken fietspad aan te leggen, maar die houden onverwacht ook weer op en dan moet je het zelf uitzoeken. Je loopt vast in villawijkjes waar je bij navraag dan weer de doorgaande weg moet nemen naar de volgende plaats. Bij een picknickplaats maak ik onder dreigende luchten en licht gespetter een kop koffie en ik neem een paar stukken stokbrood met haring uit blik. De hotelkamer en het diner drukken nog op het budget, dus een goedkope dag is nooit weg.

In de stromende regen rijd ik Frankrijk uit en net over de grens stop ik om wat te drinken en te schuilen: in mijn regenjack drink ik een blikje cola onder een afdak. Als het even later wat opklaart, vervolg ik mijn weg door De Panne en onmiddellijk zie ik op elke hoek de bordjes met LF-route 1b. Ik word door villawijkjes geloodst: de bewegwijzering is een verademing vergeleken met de Franse slag. Het kan dus wel. Maar toch blijft het keren en draaien op de vierkante centimeter: straatje links, straatje rechts. Ik krijg het idee dat ik niet echt in de wieg gelegd ben om de paden te betreden die een ander  voor me bedacht heeft. 

Tegen vieren bedenk ik me dat ik zo onderhand een camping moet zoeken en ik vraag me af of ik een camping tegenkom als ik de route blijf volgen. Misschien moet ik toch maar van de route afwijken en gewoon op zoek gaan naar een camping. Even voorbij Nieuwpoort aan zee wijst een LF-bordje me pardoes een paadje naar rechts het water in. Het blijkt een veerpont te zijn. Met zo’n vijftig gepensioneerde fietsers, 51 dus met mij erbij, worden we overgezet. Aan de overkant vraag ik een paar keer naar een camping en die vind ik in Lombardsijde-Bad. Ik schrijf me in, zet mijn fiets op de aangewezen plaats en omdat het flink doorregent, ga ik eerst maar koffie drinken. Een half uurtje later zet ik mijn tentje op en daarna ga ik douchen. En zowaar, het wordt nog een heel mooie avond. Onder een stevige dosis housemuziek, als randonneur kom je vaak terecht op jongerenveldjes, geniet ik van een glas wijn en een bord pasta en ik besluit met een kop koffie. Het zonnetje schijnt er heerlijk bij.

Foto’s