Ik fiets mezelf niet voorbij vandaag

27 juli 2018 - L'Aigle, Frankrijk

Om tien voor zes ben ik wakker en volgens de gebruikelijke methode pak ik in. Half zeven zit ik aan het ontbijt met koffie en om tien voor zeven rijd ik de camping af. Ik bereid me direct al voor op een forse klim door Chinon, maar de route naar Bourgeuil gaat westelijk langs de Vienne. Dat scheelt weer. Ik moet eerst de Loire over en daarvoor kan ik het beste Bourgeuil aanhouden. De weg is druk, ondanks dat het een gele weg is, maar ik ga ervan uit dat de weg meer naar het noorden rustiger wordt. En dat is inderdaad het geval, na ongeveer 15 km. wordt het aanmerkelijk rustiger en ik dwing me om het zelf ook iets rustiger aan te doen. Door de hectiek van het verkeer ga ik steeds harder fietsen en dat is niet mijn bedoeling. Ik wil genieten van het landschap en om te kunnen genieten moet je een beetje uitgerust zijn. Kalm aan dus: het vinden van een camping laat zich niet precies plannen in de tijd. Ik weet dus nooit hoe lang mijn fietsdag  vandaag word en ik heb geen zin om mezelf voorbij te fietsen of om achter mezelf aan te fietsen, of hoe je dat ook zegt in onze taal. In beide gevallen ben je dan niet waar je moet zijn. Zonder dat we er stil bij staan, geeft onze taal helder aan dat wij inmiddels een natuurlijke aanleg hebben ontwikkeld voor schizofrenie. Mens zijn is kennelijk een verwarrende bezigheid voor ons. Zo kunnen we ook nog op de loop gaan voor onszelf of onszelf kwijtraken. En daarvoor zijn dan weer cursussen waar je onder begeleiding op zoek kunt gaan naar jezelf. En er zijn mensen die zichzelf weten te vinden. Maar “Wie wat vindt heeft slecht gezocht.” dichtte Rutger Kopland en ik hield die man voor een wijs mens.

Hoe het ook zij: ik blijf vandaag gewoon bij mezelf. Mocht er zoiets als een zelf bestaan, dan raak ik mijn zelf vandaag in ieder geval niet kwijt. Ik loop niet op mijn bestemming vooruit en geniet van het landschap en er valt veel te genieten. Een bange wezel steekt zijn kopje uit de berm, doet twee stappen naar voren, ontwaart een eenzame fietser en schiet dan schielijk terug de berm in. Het graan is geoogst, maar de akkers liggen er nog goudgestoppeld bij. De mais staat nog wel op het land en naarmate ik noordelijker kom, zie ik rond om me steeds meer appels aan de laaggestamde bomen hangen. De zonnebloemen lijken door de droogte iets anders geel te kleuren dan anders, maar ze draaien ook dit jaar weer met de zon mee. Een boer is solitair bezig om met zijn vorkheftruck de grote gouden rollen aan te prikken en op te tasten op de hooiwagen. En zo krijgt A. Roland Holst in dubbel opzicht gelijk met zijn dichtregels:

Ik zal de halmen niet meer zien

noch binden ooit de volle  schoven

maar doe mij in den oogst geloven

waarvoor ik dien...

Hoe is het boerenbedrijf verandert de laatste decennia. In De Vlaschaard beschrijft Stijn Streuvels schitterend hoe de mens en natuur nog verweven waren en de werkers in gezamenlijkheid de oogst binnenhalen. Terwijl in de belletrie van de intellectuele elite al minstens vijftig jaar alleen getroubleerde vrouwen de hoofdrol spelen die hun natuur hebben ingeleverd om te zitten mokken in hun boudoir, werken jonge boerenzonen in de streekromans van Streuvels zich met hun goudgebruinde, gespierde lijven in het zweet en maken indruk op de meiden door het hooi op hun rieken omhoog te steken de kar op.  Madame Bovary, Anna Karenina, Eline Veere, Hedwig van Frederik van Eeden of Mathilde van Lodewijk van Deyssel zouden er geweldig van opknappen.  Maar al deze  getroubleerde vrouwen worden door hun mannelijke auteurs psychologisch geduid, want in Wenen heeft de psychiatrie het onderbewuste ontdekt: het is het berghok voor ongemakkelijke waarheden, voor dat stukje zelf dat we niet willen zijn of cultureel niet kunnen zijn. Het berghok voor ons natuurlijke zelf waar dat niet meer overeenkomt met ons gedachte zelf. De boerendeerne Schellebelle heeft geen psychiater nodig, ze verleidt de boerenzoon Louis en leeft haar natuur. Het boerenbedrijf haalt de psychiater pas honderd jaar later binnen als ook de boer zijn natuurlijke boerenzelf moet  inleveren om te voldoen aan het bureaucratisch ontwerp van het boerenbedrijf door mensen die zelf geen boerennatuur hebben.

De Loirestreek staat bekend als een fraai gebied om te fietsen zonder dat het al te zwaar is en dat is zeker waar. De heuveltjes zijn niet hoog genoeg om echt pijn te doen, maar hoog genoeg om fraaie uitzichten te geven. Iets noordelijker in het dal van de Loir ( Ja, de Loir is een andere rivier dan de Loire) worden de heuveltjes iets pittiger. Maar de eetgelegenheden  zijn hier dun gezaaid. Ik heb er al ruim vijftig km. opzitten als ik een kop koffie drink bij het plaatselijke barretje van Channay sur Lathan. Als ik de oude dame vraag of ze een petit dejeuner heeft, schudt ze ontkennend het hoofd en verwijst naar de bakker. Als ik weer op de fiets stap bedenk ik me dat ik moet zorgen dat ik maatregelen neem. Water is aan te komen, maar eten moet ik tijdig inkopen. 

Chateau du Loir is een royaal aandoende stad. Hier moet ik iets kunnen eten. Dat vroege opstaan van me levert me wel de mooie, stille ochtenduren op de fiets, maar mijn bioritme loopt nu helemaal niet meer synchroon met de Franse keuken. Ik zoek een hotel op met terras en besluit een koffie te bestellen en vraag wat ze te eten hebben. Een croissantje. Verder niets. Ik bel Angèle om even verslag te doen. Zij belooft op internet naar een camping te kijken ergens boven Connerré. Ik probeer daarna nog een restaurant in Chateau de Loir waar een dame juist de menu borden buitenzet. Maar ook die menu’s gelden niet op dit vroege uur van 11.30 uur. Helaas.

Ik vervolg mijn tocht zonder gegeten te hebben en neem nog maar een nectarine. Ik moet een stuk door het bos naar het noorden en de route is groen en er staan pijltjes op de kaart. Dat betekent klimmen. Er staat een Fransman een aanhangwagen vol jerrycans te vullen met de tuinslang dus ik stop en vraag of hij mijn bidon ook wil vol gooien. Hij verontschuldigt zich, maar het is water uit de rivier en dat is het enige water dat hij heeft. Even verder zie ik boven de weg iemand op zijn terras met een tuinslang in de weer. Ik vraag of hij mijn bidon wil vullen en gooi hem met een welgemikte boog omhoog. Dat gaat goed. Vervolgens moet ik mijn fiets overeind houden op de helling en met mijn andere hand mijn volle bidon opvangen. Wow, gaat goed. Ik voel me helemaal het mannetje en rijdt volmaakt gelukkig verder. ( ja Joke, mannen blijven kleine kinderen en een kinderhand is snel gevuld).

In Beaumont koop ik bij een plaatselijke kruidenier vier yoghurtjes, twee perziken, bananen, en de Franse schoolmeester van gisteren indachtig ook een citroen. Daarna ga ik verder. Zo, dat geeft in ieder geval een gerust gevoel. Ik vervolg mijn tocht en om half twee heb ik honderd kilometer gereden en niet gegeten. Ik besluit een goede picknickplek te zoeken en pauze te nemen. Stoeltje uit mijn tas, brandertje en pannetjes. Ik installeer me volledig en heb alles bij de hand. Mijn broer Berry zou trots op me zijn dat ik alles zo geordend heb. Wij deelden vroeger een kamer en dus ook een kast. We hadden allebei een eigen plank en tot grote ergernis van mijn broer tuimelden iedere keer dat hij de kast open deed, al mijn spullen uit de kast. Ik vond dat niet zo erg, want meestal viel er wel uit wat ik nodig had. Maar Berry werd er zo ziek van, dat hij een plank voor mijn deel van de kast spijkerde en daarop een papier prikte met het woord: STORTBAK. Die plank heeft er tijden voor gezeten en vanaf dat moment bleven mijn spullen in mijn stortbak liggen als hij de kast opendeed.

Ik maak twee bekers soep die ik opeet met brood, ik eet drie yoghurtjes, neem nog een nectarine en een banaan en vervolgens dommel ik in in mijn stoeltje in. Het is een uur verder als ik mijn fiets weer optuig en uitgerust mijn tocht vervolg. Ik zie dat er twee campings zijn in Dollon, waarvan één met zwembad. Ziet er prachtig uit op de website. Nog 25 km. Dat moet lukken. In Dollon camping royaal aangegeven met vlaggen en borden, maar het blijkt de plaatselijke voetbalclub te zijn die ook als camping gebruikt wordt. Inlichtingen te verkrijgen bij le Mairie. Het is uitgestorven. De andere camping die op mijn kaart staat blijkt er helemaal niet te zijn.

Er zit niets anders op dan door te fietsen naar Lavaré. Daar staat ook een camping op de kaart. Het blijkt een vakantiecentrum te zijn voor groepen waar ook een paar campinggasten staan. Ik zet mijn fiets neer en er komt een jonge god op me af: bruinverbrand, donker, vriendelijke ogen en ik vraag hem in één adem om een kampeerplek en een biertje. Hij lacht, loopt naar een ijskast in een garage en haalt er een biertje uit. Hij kijkt naar de datum en zegt dat hij niet weet of die nog goed is. Opent het flesje en neemt twee slokken. Dan geeft hij het flesje door aan mij. Dan voel je je toch welkom? De campingplaats kost drie euro. Het biertje krijg ik voor niets. En dan is het vandaag ook nog pizzadag, omdat het donderdag is. Mijn dag kan niet meer stuk.

Maar alsof het niet op kan, krijg ik een half uurtje later mijn tweede biertje van een Fransman die me een hamer leent om mijn haringen in de spijkerharde grond te slaan. En zo werd het toch een mooie dag waarop ik gewoon bij mezelf gebleven ben.

8 Reacties

  1. Joke Gunter:
    27 juli 2018
    Mooi verhaal Stef, er zit zoveel in.
    Waarschijnlijk zit je nu een biertje te drinken...aangeboden door 😐 .
    Graag praat ik nog eens verder over jezelf vinden en dat soort dingen.
    En weet je, je noemt 2 titels uit mijn top 10 beste boeken.
    Welke dat zijn? Dat vertel ik je nog wel eens.
    Morgen weer een mooie nieuwe dag.
    Slaap lekker!
  2. Léon:
    27 juli 2018
    LEES IK HET NU GOED:
    In Beaumont koop ik bij een plaatselijke kruidenier vier yoghurtjes, twee perziken, bananen, en de Franse schoolmeester van gisteren indachtig ook een citroen. Daarna ga ik verder.

    Zie je Stef Heinsman dat ik dertig jaar geleden toch ook een juiste beslissing wilde nemen om bij die SRV-wagen even een yoghurtje te kopen. En het mocht niet van jou.
    Ik raak geëmotioneerd dus moet stoppen met schrijven van mijn reactie.
  3. Rob:
    28 juli 2018
    Daar is een mooi gedicht over te maken. Ik heb al een titel: Verboden youghurtje. Eerste regel: Dertig jaar geleden wilde ik een youghurtje kopen / De melkman knikte mij vriendelijk toe/ etc...
    Ja Stef, er komt veel los op zo'n reis.
    Gr. Rob
  4. Berry:
    28 juli 2018
    Zo te lezen "ga je lekker". Je literaire gedeeltes begrijp ik, maar dat je ook geschiedenis (over een kast) deelt verbaasd me!
    Pas wel op met schrijven er is al iemand geëmotioneerd.
    Fijne voortzetting van je fietstocht.
  5. Kai:
    28 juli 2018
    opa ik vind het cool dat je dit doet en ik ben net terug van het voetbal kamp en ik heb gewonnen met Fun game,s en veel plezier met fietsen
  6. Hanneke:
    29 juli 2018
    Ha Oom Stef. De STORTBAK.... nu weet ik van wie ik mijn opruimwoede geërfd heb! Mooie beeldende verhalen. Zo reis ik een beetje met je mee. Zet 'm op en geniet met volle teugen.
  7. Jelle:-):-):-):
    29 juli 2018
    Niki de St. Phalle nog gezien terwijl je door Chateau Chinon fietste? Volgens mij hebben we samen nog eens op die camping gestaan (tenzij er twee zijn)...
    De wifi is gerepareerd dus ik raak langzaam weer bij...
  8. Theo:
    29 juli 2018
    Mooi verhaal Stef, mooie bespiegelingen. Heerlijk die flash-backs, ook al wordt er uit de school geklapt.
    Op de bank/tuinstoel met een wijntje smullen we weer dagelijks van je avonturen.